1966

“De golfbaan moet verdwijnen”

De Tijd schrijft op 28 mei 1966 in een artikel over golf (“Golf te exclusief, bij vele clubs ledenstop”) over het dreigende einde van de baan in Duivendrecht (zie ook 1965):

“De Amsterdamse Golfclub, idyllisch gevestigd op een van de mooiste plekjes die er in de buurt van Amsterdam te vinden zijn, moet verdwijnen voor een aftakking van de spoorlijn naar Utrecht. Een grasmat, zo glad als een biljartlaken, zal verloren gaan onder een spoorwegverbinding naar Amsterdam-West buiten de stad om. Dit zal in sportminnend Amsterdam weinig opschudding veroorzaken. Geen verontrusting bij tienduizenden supporters, geen verstoring van het weekendprogramma van de grote massa. Want golf heeft nauwelijks supporters, het wordt gespeeld in de exclusieve beslotenheid van de clubs. En die clubs tellen in verhouding tot een voetbalvereniging maar weinig leden.”

1966 de tijd 1966b (2)
Een foto van het clubhuis in De Tijd van 28 mei 1966 bij een artikel over golf. “Op de achtergrond de villa, waarin het ‘afterski’-leven zich afspeelt.” (Het clubhuis is als clubhuis ontworpen en gebouwd en was niet een boerderij of villa.)

De club heeft op dit moment meer dan 500 leden, blijkt uit het artikel, onder wie burgemeester Gijs van Hall (ere-voorzitter) en wethouder Van Wijck (“verwoed speler”). Leden maken zich wel een beetje zorgen over de al bijna vijf jaar bestaande uitbreidingsplannen van de gemeente, schrijft De Tijd.

“Men heeft een beroep ingediend bij de Kroon, maar dat is afgewezen. Enige oplossing: verhuizen. Maar waarheen? Tot ver buiten de hoofdstad is geen terrein beschikbaar dat aan de wensen van de golfclub kan voldoen.”

Een jaar eerder, in 1965, werd nog gemeld dat de gemeente Ouder-Amstel een terrein beschikbaar zou willen stellen voor een nieuwe golfbaan. Maar dat is helemaal niet het geval, zo blijkt uit een brief aan het bestuur op 5 juli 1968 van B en W van Ouder-Amstel:

“(…) Nu de Stadsspoorplannen door de gemeenteraad van Amsterdam aanvaard zijn, is het wel duidelijk geworden, dat het gebied, dat thans door uw vereniging wordt geoccupeerd, doorsneden wordt in verband met het railvervoer in deze streek.

We menen derhalve uitdrukkelijk te mogen stellen, dat een verhuizing van de Golflinks onafwendbaar is.

Tot onze spijt zijn wij thans nog niet in staat hiertegenover, zelfs niet vaag, aan te geven waarheen een eventuele overplaatsing zou moeten of kunnen geschieden. (…)”

Gedeputeerde Staten beslissen afwijzend op het bezwaar van de club en AGC gaat daarna in beroep bij de Raad van State. Uiteindelijk wijzigt de gemeente de plannen, maar het duurt lang voordat dit bekend wordt. Het goede nieuws: de club kan op de baan blijven spelen.

Ballotage

Het artikel in De Tijd gaat verder vooral over de exclusiviteit van golf in die jaren. Het tijdschrift beschrijft het zo:

“Alles wat met golf samenhangt onttrekt zich zo’n beetje aan het oog van het grote publiek. Golf is sport op niveau. Men wordt niet gemakkelijk lid van een golfclub, de leden kennen elkaar onderling, zij bekleden in het maatschappelijk leven veelal de topfuncties of oefenen een (rendabel) vrij beroep uit. Op de golfbanen worden ook wel zaken gedaan of na het spel aan de bar, in golfkringen bekend als de 19e hole.

Men heeft geen behoefte aan supporters. ‘Wij hebben geen behoefte aan: propaganda’, zei de secretaris van de Amsterdamse Golfclub, de heer J. Hardebeck. ‘Wij zijn er niet mee gebaat als golf zo populair wordt, want we hebben nu al veel te weinig banen in Nederland. De clubs hebben een ledenstop Ingevoerd. Wij hebben over de 500 leden Dat is al teveel. Wij nemen voorlopig ook geen nieuwe leden meer op. Eerst moeten er een paar afvloeien.” Eindelijk eens een tak van sport dus, waar men niet met open armen wordt ontvangen.

Hoe kan men dan toch lid worden? In Amsterdam moet men worden voorgedragen door minstens drie leden. Het aspirant-lid komt dan voor de ballotagecommissie, die zeer selectief te werk gaat. Geld hoeft geen rol te spelen, maar de maatschappelijke positie wel. Als de commissie goedgunstig heeft beschikt, komt de naam van het nieuwe lid op het publicatiebord in het clubhuis (een riante villa op het terrein van de club). Indien minimaal twintig leden er niet mee akkoord gaan, kan een lid nog altijd gedeballotteerd worden.

Er bestaan veel soorten lidmaatschappen. Tot zelfs een theelidmaatschap voor de dames toe. De secretaris van het Nederlands Golfcomité, de heer L. Poldervaart vertelt: ‘De lidmaatschapscontributies lopen uiteen van 200 tot 600 gulden per jaar.’ (…) Men kan spelen: gratis op de eigen baan tegen betaling van greenfee, een soort belasting, ook op de banen van andere clubs in Nederland en over de hele wereld. Die greenfee bedraagt gemiddeld zo’n 5 tot 7,5 gulden per dag. (…)

Zijn de spelers erg fervent, dan noemt men ze ‘golf-mad’. Ze spelen in vrijwel alle weersomstandigheden. De ‘mooie-weer spelers’ ziet men alleen bij zon opdagen. Op de lage baan in Amsterdam komt het wel eens voor dat deze ‘golf-mad-men’ op een zeer drassige link komen spelen, wat voor do prestaties niet zo erg bevorderlijk is. Eens zou men zelfs in de sneeuw hebben gespeeld.”

Verder schrijft De Tijd over de Amsterdamse baan:

“Eigen vervoer is gewenst, want de banen liggen ver van het stedelijk rumoer. De baan van de Amsterdamse Golfclub aan de spoorlijn naar Utrecht, in de gemeente Ouder-Amstel, ligt van de Europese banen het dichtst bij de grote stad. Men moet de weg weten, anders rijdt men de links (in Duivendrecht) voorbij. Het beste gezicht erop heeft men vanuit de trein.”

Onder het kopje “Exclusief houden” is te lezen:

“‘Wij zijn daarop tegen’, zegt de heer Poldervaart van het Nederlands Golfcomité, ‘wij willen de sport populariseren, maar een aantal golfclubs in Nederland wil de zaak nogal exclusief houden. Ik geloof dat de meest exclusieve club wel de Kennemerclub is. Je zou misschien verwachten golfclub De Pan in Zeist omdat koningin Juliana en prins Bernhard daar lid van zijn, maar dat is toch geloof ik niet zo. Claus is ook al lid van De Pan. Hij blijkt een verwoed liefhebber.‘”

Begin 1966 telt Nederland twintig banen en zijn er 5.388 golfers.

1966 de tijd 1966b (1)
Een foto in De Tijd van 28 mei 1966 bij een artikel over golf.

Golfinteracademiale

In 1966 wordt de golfinteracademiale gehouden op de baan in Duivendrecht. Dit was een studentengolfkampioenschap voor leden van de corpora in Amsterdam, Leiden, Rotterdam, Utrecht, Groningen en Delft. Team Leiden II wint het kampioenschap en Cees van Lanschot had de beste individuele bruto score (73). In Maandblad Golf schrijft ‘een bijzondere medewerker’:

“Op een uitgezochte lentedag in mei is dit jaar de 4e interacademiale-wedstrijd gehouden op de altijd plezant spelende, doodeerlijke baan van de Amsterdamsche Golf Club te Duivendrecht. Het is amusant aan de start stand en grip van diverse spelers te begluren en te ontleden. Er zijn er bij die een stand aannemen zoals een eend die op het punt staat de berm te verlaten ,anderen staan rechtop, zelfs iets naar achteren overhellend met zoiets van ‘wat mot je?’

Wat was het heerlijk toeven bij de ordinaire en de laterale waterhazards en de mooie vijvers van de A.G.C. Er was van alles te horen en te zien. (…) Alvorens naar de Societeit in de Sarphatistraat te vetrekkcn voor het verlengstuk, betuigden de hoge voormannen namens het hooggeëerd publiek hun hoge dank aan de hooggeachte ere-voorzitter van het N.G.C. voor diens hooggewaardeerde aanwezigheid en belangstelling.”

Jaap Kamp en Piet Leguit blikken in 2022 terug op het Maandblad Golf-artikel en vertellen over golf in de jaren zestig. In het clubblad van de Hilversumsche schreven zij onder meer:

“In de jaren zestig telde ons land 20 golfclubs met in totaal ruim 5000 leden-spelers. De meeste golfers kenden elkaar goed, zeker binnen de clubs maar ook tussen de cluns onderling. Hte niveau van je handicap was niet zo van belang. Het was een interne clubzaak, meestla voor een jaar vastgesteld op basis van strokeplay. Als je een enorme klapper tussendoor maakte en de handicapcommissie ingreep kreeg je per briefkaart je lagere handicap toegestuurd.

Jeugdleden waren vooral kinderen van leden. Golf gold nauwelijks als teamsport. Voor je karaktervorming kon je beter hockeyen of voetballen. Ouders betaalden een relatief bescheiden jeugdcontributie, soms gold die tot je 26e. Jeugdgolfers profiteerden ook van superlage greenfees op andere banen; die bedroeg lange tijd slechts 1 gulden (0.4 euro)! Sommigen van ons speelden tijdens hun studententijd in het Nederlands jeugdteam. Daar liet je je niet op voorstaan want in het land van het blinde jeugdgolf was éénoog al gau topspeler… Studentencorpora hadden op zijn best een tiental golfers… het plezier was er niet minder om!

(…) Met een nationale handicap van 8 telde je toen mee en nu helemaal niet. Een rondje duurde 2,5 uur. Het Dutch Open was gratis te bezoeken. Media-aandacht voor de golfsport stond in de jaren zestig nog in de kinderschoenen. Voor de leden van de 20 clubs was het Maandblad Golf de belangrijkste bron van informatie. Clubs hadden geen eigen clubblad zoals nu Fore op Approach of Puttertje. Uitslagen van clubwedstrijden stonden regelmatig en systematisch in het Maandblad Golf vermeld. Daar kon je weten wie op andere clubs maandwedstrijden wonnen, kampioen werden, holes-in-one hadden gemaakt e.d.

(…) Vanaf de eerste goflinterac in 1963 werden prijzen uitgereikt door (ere)voorzitters van het Nederlandsche Golf Comité, voortganger van de NGF. Zo kreeg in dat jaar Lout Mangelaar Meertens met zijn beste bruto score (146 over 36 holes) een tinnen drinkkroes uit handen van ere-voorzitter jhr mr Alfred Calkoen van Limmen. In 1964 en ’65 ontving Piet Leguit deze ‘Calkoen-kroes’ met scores van 83, resp. 77.”

Aan het einde van het artikel citeren Jaap Kamp en Piet Leguit Jan Holsboer, die in 1966 voor het eerst meedeed aan de golfinterac:

“Het was mijn eerste keer dat ik 18 holes speelde en dus ook mijn eerste golfwedstrijd. Ik won de ‘rookie’-prijs, een grote bal chocola om een golfbal, die ik als trofee trots vatshoud [op de foto]. Deze prestatie leverde me als student-lid op de AGC meteen ook een handicap op, waar ik tot begin van deze eeuw op ‘teerde’, want ik ben pas in 2001 met golf begonnen als lid op de Goyer.”

Competitie

In 1966 wordt het scratch-team van de club voor de vijfde keer landskampioen.

Het scratch-team in 1966

Linkshandige golfers op bezoek

In een lustrumboek van de Twentsche wordt gemeld dat een aantal linkshandige spelers zich in de vijftiger jaren verenigt in het “Broederschap van Linkshandige Golfers”, ook wel “De Linke Jongens” genoemd. “Helaas stierf dit illustere gezelschap een geruisloze dood”, aldus de redactie van het boek. Op 10 september 1966 speelden de “Linke Jongens” voor het laatst hun jaarlijkse wedstrijd om de “LJ.-Cup” en die wedstrijd wordt gespeeld op de Amsterdamse Golf Club.

“De Cup moest door de taaie Bloemendaler Piet de Jong worden verdedigd. Drie pur sang lefthanders hadden zich aangemeld: de heer G.C.J. Schoemaker, de Amsterdammer F.K. Heering en de Wassenaarder L.B. Macmichael.”

De Amsterdammer Heering wint in 1966. Pas in 1989 zal er opnieuw een kampioenschap voor linkshandige spelers komen:

“In oktober 1988 deed Watze Sijtsema een oproep in Golfjournaal voor de oprichting van de ‘Dutch Lefties Society’ met daaraan gekoppeld een jaarlijks te organiseren wedstrijd. De reacties waren talrijk en de Twentsche Golf Club bood de initiatiefnemer van dit evenement de mogelijkheden om samen met zijn echtgenote de organisatie op zich te nemen. Zowel dames als heren konden aan dit jaarlijkse evenement meedoen. Aan de eerste golfdag voor linkshandigen (de z.g. Nationale Lefties Golfdag) in 1989 namen dertig spelers deel. De pro van de Rosendaelsche Jan Dorrestein verrichtte als ambidexter met een perfect geslagen linkshandige drive de opening. Opmerkelijk was dat home pro Wiljan van Mook, rechtshandig van nature, in 1989 linkshandig meespeelde.”

Lees verder > 1967.